Gedicht 1
Ik zou een dag uit vissen,
ik voelde mij moedeloos.
Ik maakte tussen de lissen
met de hand een wak in het kroos.
5 Er steeg licht op van beneden
uit de zwarte spiegelgrond.
Ik zag een tuin onbetreden
en een kind dat daar stond.
Het stond aan zijn schrijftafel
10 te schrijven op een lei.
Het woord onder de griffel
herkende ik, was van mij.
Maar toen heeft het geschreven,
zonder haasten zonder schroom
15 al wat ik van mijn leven
nog ooit te schrijven droom.
En telkens als ik even
knikte dat ik het wist,
liet hij het water beven
20 en het werd uitgewist.
A - vorm:
Dit is een traditioneel gedicht, de strofen zijn even groot en de versregels zijn ongeveer even lang. Er is eindrijm gebruikt volgens een vast rijmschema en de leestekens zijn normaal gebruikt. Het is opgebouwd uit vijf strofen van vier regels, kwatrijnen. Op regel 11 en 12 is een enjambement gebruikt, de zin loopt verder op de volgende versregel om het te laten rijmen en ervoor te zorgen dat de versregels even lang blijven.
Het gehele gedicht is geschreven in een gekruist rijmschema, ABAB. Alleen de derde strofe wijkt een beetje af omdat regel 9 en 11 niet rijmen op elkaar. De schrijver heeft mannelijk en vrouwelijk rijm gebruikt, voorbeelden van mannelijk zijn; spiegelgrond en stond, lei en mij, schroom en droom. Voorbeelden van vrouwelijk rijm: vissen en lissen, beneden en onbetreden, geschreven en leven, even en beven. Ook is er één vorm van rijk rijm te vinden: wist en uitgewist, het zijn niet volledig dezelfde woorden, maar het laatste deel wel. Naast volrijm is er ook halfrijm te vinden, op regel 2 bijvoorbeeld voelde en moedeloos, een vorm van assonantie. Op regel 9 en 10 is heel vaak een ij-klank gebruikt: zijn, schrijftafel, schrijven en lei. Ook dit is assonantie. In het gedicht heb ik geen regelmatig metrum kunnen vinden.
B - inhoud:
Ik denk dat de dichter met het uit vissen gaan bedoelde dat hij op zoek was naar inspiratie om te schrijven. Dit is dan een metafoor, uit vissen gaan staat voor brainstormen. Op regel vijf staat dat er licht opsteeg vanuit beneden, dit is een metafoor voor het moment dat de dichter plots iets bedacht. Het kind staat symbool voor de zuiverheid die een volwassene nooit meer terug zal krijgen door de invloed van de maatschappij. Een kind heeft nog een zeer rijke fantasie en kan heel origineel schrijven. Het moment dat het kind de tekst uitwist staat symbool voor het feit dat de dichter net niet op het punt kan komen dat hij weer schrijft als een kind.
C - beoordeling:
In dit gedicht vond ik de zinsbouw en het gebruik van rijmwoorden heel prettig, het is op deze manier heel vlot te lezen. Ik vond het mooi hoe de schrijver een kind gebruikt als symbool voor originaliteit en zuiverheid. En dat een volwassene dit nooit meer terug zal krijgen. Wel vond ik het vergezocht dat hij het kind zag toen hij een wak maakte in het kroos. Toch wordt het gedicht hier ook heel origineel door, de schrijver geeft zijn eigen kijk op dit onderwerp. Ik vond het vrij lastig om te ontdekken wat de bedoeling was van het gedicht, wanneer je de tekst leest zonder erbij na te denken, komt het wat vreemd op je over. Maar nu ik het beter begrijp, vind ik het een mooi gedicht.
Gedicht 2
Als tweede heb ik een gedicht gekozen uit de klassenbundel om op dezelfde manier te analyseren. Een kraai bij Siena door Willem van Toorn.
Hoe een kraai vliegt over de heuvels
bij Siena: een verkreukelde zwarte lap
boven het koperen landschap.
Werkt zich rot, denk je van onder af,
5 met die averechtse vleugels.
Door de kijker zijn slimme snavel,
zijn eigenwijs hoofd: hij lapt
het toch maar. Niet de begaafde
vlechtwerken boven de stad
10 van de zwaluwen - hij blijft een aardse
zitter, die heeft gedacht:
waarom zij wel verdomme: en is opgestegen
om zich verbaasd te begeven
naar dit veel te grote blauw.
15 Hoe zich deze woorden bewegen
ongeveer van mij naar jou.
A - vorm:
Het is niet duidelijk te zeggen of dit een traditioneel of modern gedicht is, de wisselende strofelengtes en het ontbreken van eindrijm wijzen op een modern gedicht. Maar het normale gebruik van leestekens en de versregels die ongeveer even lang zijn, wijzen op een traditioneel gedicht. Er is niet één bepaalde dichtsoort aan te wijzen voor dit gedicht. Het gedicht is opgebouwd uit vier strofen, de eerste twee zijn kwintetten, hierna volgt een kwatrijn en het eindigt met een distichon. Ook een vast metrum kon ik niet ontdekken, het aantal lettergrepen in een regel wijkt hiervoor te veel af, het is een beetje een afwisseling tussen jamben en anapesten.
Wel is er veel gebruik gemaakt van enjambementen. De eerste zin loopt verder op de tweede regel en het tweede deel van regel 2 loopt weer verder op regel 3. De zin die op het einde van regel 7 begint loopt verder op regel 8. De zin die op de helft van regel 8 begint loopt verder op regel 9 en 10. En de zin op de tweede helft van regel 10 loopt zelfs verder in de volgende strofe. Al deze enjambementen versterken het gevormde beeld van de kraai nog meer, hij vliegt namelijk moeizaam en een beetje traag.
Ook kon ik geen vast rijmschema ontdekken en is er vrijwel geen sprake van volrijm. Ik vond twee vormen van mannelijk rijm: lap en landschap & blauw en jou en één vorm van vrouwelijk rijm: opgestegen en bewegen. Hiernaast zijn er wel veel vormen van halfrijm en dan vooral assonantie: heuvels en vleugels, lap, landschap en af, lapt en stad, begaafde, aardse en snavel, en als laatste opgestegen, begeven en bewegen. Al deze vormen van assonantie zorgen toch voor een soort van eindrijm. Naast assonantie heb ik één vorm van alliteratie gevonden: slimme snavel op regel 6.
B - inhoud:
In het gedicht zijn verschillende vormen van beeldspraak te vinden. Op regel 1 en 2 staat een asyndetische vergelijking, de kraai is het object en het beeld is een verkreukelde zwarte lap. Op regel 14 is een metafoor te vinden, dit veel te grote blauw betekent eigenlijk de lucht. Nog een metafoor is te zien op regel 9, het woord vlechtwerken is hier gebruikt om duidelijk te maken in wat voor ingewikkelde patronen de zwaluwen boven de stad vliegen. De grootste vorm van beeldspraak is echter het eerste deel van het gedicht tegenover de laatste twee zinnen. De onhandige manier van vliegen van de kraai staat symbool voor de manier waarop de woorden van de dichter overkomen. Het is heel moeilijk om je gevoelens te verwoorden, waardoor het een beetje stuntelig kan klinken. Dit wordt vergeleken met de kraai, die ook niet echt sierlijk is. De kraai wordt hier ook gezien als 'aards', hij laat zich niet zomaar gaan. Een grote liefde kan hier verandering in brengen, dit is waarschijnlijk ook gebeurd bij de dichter. Hij voelt veel liefde voor iemand, maar komt niet uit zijn woorden als hij dit wil vertellen.
Op regel 11 is een antithese te vinden, een zitter vormt een tegenstelling met opstijgen. Ook heeft de dichter een soort woordspeling gebruikt, eerst noemt hij de kraai een zwarte verkreukelde lap en later schrijft hij: 'hij lapt het toch maar.'
Dit gedicht gaat volgens mij dus over de onhandigheid die mensen ervaren in de liefde en om dit duidelijke te maken is het verschil tussen een kraai en een zwaluw gebruikt.
C - beoordeling:
Hoe langer ik over dit gedicht nadenk, hoe mooier ik het vind worden. Pas toen ik de boodschap, of de onderliggende gedachte, doorhad kon ik het begrijpen. Ik denk dat veel mensen zich in het gedicht zullen herkennen. Door de vreemde zinsopbouw en het ontbreken van een duidelijk metrum, leest het gedicht niet heel fijn. Het is lastig om te merken wanneer een pauze gehouden wordt en wanneer je door moet lezen. Ik vind het origineel dat de schrijver pas in de laatste twee regels een wending gebruikt en het gedicht opeens over iets heel anders lijkt te gaan. Al met al vind ik het een origineel gedicht met een mooie gedachte.